
Dingen die licht geven, heten lichtbronnen. Er zijn natuurlijke lichtbronnen zoals de zon en de sterren. En er zijn lichtbronnen die door mensen zijn gemaakt: lampen. Die lichtbronnen noem je kunstlicht.
Heel vroeger hadden mensen weinig kunstlicht. Ze leefden vooral overdag. Om ‘s avonds licht te hebben, maakten ze een vuur. Of ze staken olielampen aan. Later gingen mensen ook kaarsen gebruiken. Tot de middeleeuwen bleven mensen ‘s avonds meestal binnen. Buiten was het donker en soms gevaarlijk. Vanaf de 16e eeuw (1500-1600) werden er lantaarns aan huizen en bruggen vastgemaakt. Vanaf de 17e eeuw (1600-1700) kwamen er lantaarns aan palen langs de weg. Zo ontstond de eerste lantaarnpaal.
Ontwikkeling van Verlichting
De meeste moderne lampen werken op elektriciteit. Je steekt een stekker in het stopcontact en de lamp gaat aan. Bijvoorbeeld de gloeilamp. Die werd in de 19e eeuw (1800-1900) uitgevonden. Een gloeilamp is gemaakt van glas en heeft de vorm van een peer. In het peertje zit een metaaldraad. Door de lamp op elektriciteit aan te sluiten, wordt de draad heel heet. Zo heet, dat de draad gaat gloeien. Dit zie je als licht. Een gloeilamp geeft licht, maar dus ook veel warmte. In het midden van de vorige eeuw werden leds uitgevonden. Een led is een fel lampje dat niet heel warm wordt. Het is gemaakt van materiaal dat licht geeft als er elektriciteit door loopt. Leds zitten in fietslampen en reclame-verlichting. Leds kunnen ook in huis zoals in de badkamer als Led inbouwspots gebruikt worden. Een elektrische lamp die nog maar kort geleden is uitgevonden, is de oled. Dat is een dun plaatje dat licht geeft. Het scherm van je telefoon en het scherm van de televisie bestaan uit oleds. Maar er worden ook gewone lampen van gemaakt.
Elektriciteit verspilling
Soms zijn er in een huis lampen aan, terwijl er niemand thuis is. Of zijn de lantaarnpalen aan, maar is er niemand op de weg. Soms worden gebouwen ‘s nachts verlicht voor de sier. Dat is allemaal niet nodig, het is verspilling van de elektriciteit. Te veel kunstlicht is ook nog eens slecht voor de natuur. Planten groeien er te snel door, of juist niet snel genoeg. En dieren raken ervan in de war. Is er zoveel licht dat het slecht is voor de natuur, dan is er lichtvervuiling.
Je kunt dat voorkomen door lampen niet onnodig aan te laten. En door zuinige lampen te gebruiken. Of lampen die pas aangaan als er iemand langsloopt.